Vergeven met een koude hand

Een aangrijpend voorbeeld van vergeving zien we in het leven van Corrie ten Boom.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende het ouderlijk huis van Corrie als schuilplaats voor vervolgde Joden. Op 28 februari 1944 viel de Gestapo het huis binnen en werd de familie Ten Boom gearresteerd. De vader van het gezin, Casper, stierf tien dagen na zijn arrestatie in de gevangenis van Scheveningen. Corrie en haar zus Betsie kwamen uiteindelijk in een concentratiekamp terecht. Betsie overleed op 16 december 1944 in het kamp. Corrie beloofde de Heer de rest van haar bestaan in Zijn dienst te stellen als zij het kamp zou overleven. En dat is precies wat er gebeurde. Twee weken na de dood van Betsie werd Corrie op wonderbaarlijke wijze vrijgelaten. Ze hield haar belofte en werd een 'zwerfster voor God'. In meer dan zestig landen vertelde ze mensen over de liefde van God en de opstandingskracht van Jezus Christus. Ze staat nog steeds bekend om haar onbevangen geloof in een grote God die altijd uitkomst biedt, een God bij wie je veilig bent.

Een aantal jaren na de oorlog sprak ze eens in een Duitse kerk over de liefde van God en hoe Hij zelfs onze ergste zonden kan vergeven. 'In feite,' verklaarde ze, 'neemt God onze zonden van ons weg en gooit ze in de diepste zee.' Terwijl de mensen na afloop van de dienst de kerk verlieten en zij van het podium afstapte, zag ze een kalende, stevig gebouwde man in een grijze overjas naar haar toe komen. Toen hij dichterbij kwam, kreeg ze de koude rillingen, want ze herkende hem direct als een van de wrede, kwaadaardige bewakers uit Ravensbrück, waar zowel zij als Betsie zo onmenselijk waren behandeld. Nu stond deze man voor haar, met zijn hand naar haar uitgestoken.

De man sprak Corrie aan. 'Een mooie boodschap, Fraülein! Hoe goed is het te weten dat, zoals u zegt, al onze zonden op de bodem van de zee liggen. U noemde Ravensbrück in uw toespraak. Wel, ik was een bewaker daar.'

Het was Corrie duidelijk dat hij haar niet herkende. Maar zij was zijn gezicht nooit vergeten. De man ging verder: 'Weet u, sinds die tijd heb ik Christus gevonden als mijn Redder en ik weet dat Hij me vergeven heeft voor alle vreselijke dingen die ik heb gedaan. Maar ik zou het u ook graag horen zeggen, Fraülein.' Opnieuw stak hij zijn hand uit. 'Wilt u me ook vergeven?'

Corrie stond daar, kijkend in het gezicht van haar voormalige beul, een man die mede verantwoordelijk was voor de dood van haar zus. Vol woede en minachting deinsde ze terug, terwijl de vreselijke herinneringen haar overspoelden. Haat welde in haar op. Hoe kon ze deze man vergeven? Ze hield haar eigen hand achter haar rug terwijl ze worstelde met de vreselijke tegenstrijdigheden die binnenin haar woedden. Ze had anderen een boodschap van liefde en vergeving verkondigd, maar nu leek het onmogelijk om het zelf in praktijk te brengen.

'Jezus, help!' bad ze in stilte. 'Ik krijg mijn hand wel omhoog. Dat lukt me nog wel. Zorgt U voor de liefde.'

Ze legde houterig, mechanisch, haar hand in de hand van de voormalige kampbewaker. En toen ze dat deed, gebeurde er iets ongelooflijks.

'De stroom begon in mijn schouder, schoot door mijn arm en sprong over op onze in elkaar gelegde handen. Toen leek deze genezende warmte mijn hele wezen te vullen, waardoor de tranen in mijn ogen sprongen. Lang drukten we elkaar de hand, de voormalige bewaker en de voormalige gevangene. Ik had Gods liefde nog nooit zo intens ervaren als op dat ogenblik. Maar tegelijkertijd besefte ik dat het niet mijn liefde was.'

Uit: Buitensporige genade, Jan Pool